Naar hoofdinhoud Naar footer

Voor zorgprofessionals

Tips voor zorgprofessionals hoe zij kunnen bijdragen aan de kwaliteit van leven van mensen met dementie en hun naasten.

1. Beweeg mee. Toon respect en wees betrokken.

‘Op een gegeven moment denk je dat een verhaal niet helemaal op waarheid berust. Volgens de bewoner wel natuurlijk, maar ik denk dat het in het echt niet zo is. Dan begint ze weer over die boze buurman die vannacht bij haar binnen is geweest. “Oké, vervelend en heb je dan vannacht wel geslapen?” “Ja, ik ben uiteindelijk wel gaan slapen.” “Hoe was het?” Ik praat zo langzaam steeds meer ergens anders heen, omdat het helemaal geen zin heeft om te zeggen dat het niet waar is.’

2. Ontdek wat bewoners belangrijk vinden. Speel in op persoonlijke wensen.

‘We zijn soms ook een beetje hokjesdenkers. 3 keer op een dag eten, 4 keer drinken. 2 keer douchen in de week. Iedere week haren wassen. Er zijn mensen die dat thuis ook niet doen en daar niets aan overhouden. We hebben iemand gehad die nog nooit gedoucht had toen ze bij ons kwam. En dan moeten ze bij ons meteen onder die douche. En die had 15 jaar lang op 6 bruine boterhammen met rookvlees per dag geleefd. ’s Morgens, ’s middags en ’s avonds twee. Die kwam bij ons wonen. Dan denk ik: Ja, waarom moeten wij denken dat het anders moet?’

3. Laat bewoners, als dat kan, zelf kiezen.

‘Een mevrouw van 87 beslist zelf wat ze lekker vindt en wat niet. We hebben een heel traject met diëtistes en toestanden achter de rug. Laat haar lekker snoepen als ze dat wil. Ga eerst eens in gesprek over wat de cliënt zelf wil. Ik bedoel, bij mij haal je ook de chocola niet van tafel hoor, als ik zo oud ben.’

4. Help familie om te gaan met dementie.

‘We hebben een mevrouw die denkt dat ze elke dag een boodschappenlijstje moet maken voor de boodschappen van de volgende morgen. Nou, dat hoeft natuurlijk niet meer. Maar haar dochter corrigeert die moeder steeds. Wij hebben zoiets van: Joh, laat haar dat lijstje maken. De volgende dag is die moeder al vergeten dat er boodschappen zouden komen. Maar voor dat moment, heeft zij gedaan wat ze moest doen. Boodschappenlijstje gemaakt; klaar. Dat zijn wel van die kleine dingetjes waar je mantelzorgers goede uitleg over kan geven.’

5. Maak de woning plezierig en herkenbaar.

‘Ik roep altijd naar mijn collega’s: “Wij hoeven deze mensen niet in de war te brengen, want dat zijn ze al.” Wij moeten ervoor zorgen dat ze in een herkenbare omgeving zitten en zo. Want zit je in zo’n huiskamer, dan vindt Jantje dit mooi en Pietje vindt dat mooi. We kunnen van alles aanslepen om het gezellig te maken voor cliënten. Dat draagt veel bij aan het fijne gevoel van cliënten. Wij hebben daar heel erg veel invloed op. Wij moeten ons dat alleen wel goed realiseren. Mensen moeten zich gewoon prettig voelen in de omgeving waar ze in zitten.’

6. Laat bewoners zich nuttig voelen.

‘Wij bieden juist dagelijkse handelingen aan zoals de was, schoonmaken en aardappels schillen. Dat hebben de mensen zelf jarenlang gedaan. Vroeger waren alle moeders bijna thuis. Die deden allemaal thuis de was, het schoonmaken. Dus dit is juist iets wat deze mensen herkennen. Maar we zitten echt niet de hele dag niks te doen. Ons werk wordt ons niet uit handen genomen hè? Want de was moeten we vaak zelf weer opnieuw vouwen, want zo netjes is het niet.’

7. Stimuleer eigen regie, neem niet te veel over

‘Een andere cliënt pakt elke keer die washand van me af, als ik aan het wassen was en dan dacht ik: nou, ik ben je op het bed aan het wassen, kom op. Dus op een gegeven moment dacht ik: wacht even en toen heb ik nog een washand gepakt en die heb ik bij haar om haar hand gedaan. Zo van: dan heb je ook een eigen washand. En zij ging mij wassen. Gewoon mijn armen en heel lief terugdoen, gewoon of het ook willen doen, willen helpen. Dus ik zeg: “Ik heb vanochtend al gedoucht, maar dat geeft niet.” … Je kunt ook denken: pff, nou heeft ze vanochtend al tien keer die washand van me afgepakt. En dan een soort van … ja. Je kan ook denken: ja wat maakt het me uit dat die washand afgepakt wordt.’

8. Spreek iemand altijd met respect aan, laat de ander in zijn waarde

‘Dan zeiden ze: ja, maar iedereen noemt haar Nel. Dan zei ik: ja, dan mag je haar van mij geen Nel noemen. Pas wanneer je antwoord kan geven waarom je haar Nel noemt, dan mag je haar Nel noemen. En op een gegeven moment komen ze dan na een paar maanden: ja, ze luistert helemaal niet naar mevrouw Nelissen, of ik noem maar wat. Zeggen ze: als je Nel zegt, luistert ze wel. Kijk, zeg ik, en dan weet je waarom je Nel zegt. Dat is met veel meer respect dan wanneer je zomaar klakkeloos iemand zijn voornaam eruit gooit.”

9. Straal rust uit als zorgprofessional

‘Verder vind ik het ook belangrijk om de rust te bewaren op de woning. Niet te veel prikkels, ik heb een vrij rustige woongroep waar ik zelf wel bij pas, omdat ik ook, vind ik zelf, best wel rustig ben en daar probeer ik gewoon activiteiten met hen te doen waar ze bij passen, zeg maar.’

10. Help cliënten als zij extra zorg krijgen

‘Als mensen voor het eerst gaan, ga ik vaak mee. Het is voor mij een kleine stap. Omdat de [organisatie] ernaast zit. En dan is dat voor de mensen een hele grote stap. Zeg ik, nou weet je wat, gaan we even samen koffiedrinken… Zo denk ik dat je ook heel goed moet kijken wat past. Wat kan ik nu inpassen in mijn werkzaamheden? Soms moet je wat out of the box kijken.’

11. Probeer samen met het team nieuwe oplossingen uit

‘Nou is er toevallig een dagbestedingscoach die altijd mogelijkheden ziet. Ik heb gezegd, je moet even bij deze cliënt komen. Je familie vindt het goed, we gaan er eens mee aan de slag. En die mevrouw maakte niet meer de schilderijen die ze vroeger maakte, maar ze schildert nu gewoon naïef. En het zijn inderdaad een soort van moderne werkstukken, wat ze nooit had gedaan. Maar ze schildert weer. Ze werkt met kleur, ze werkt met verf. Ze ruikt de verf, ze voelt de verf. Ze heeft een doek voor zich; het mens is hartstikke gelukkig.’

1. Laat mantelzorgers extra zorg accepteren

‘Ik heb nu een mevrouw, man is 58, zwaar dement, komt geen zin uit. En ze zegt: ik moet voor hem zorgen, ik vind het eigenlijk niet goed dat jullie het overnemen, want ik moet voor hem zorgen. Dat heb ik beloofd. Dus ik heb haar uitgelegd dat er 168 uur in een week zitten, dat wij er nu acht van overnemen. Dat ze er dan nog 160 heeft waar ze er helemaal zelf, alleen, voor staat om dat te doen. Maar ze mag van zichzelf niet iets doen en al helemaal niet waar ze van geniet, want iets zonder hem doen is eigenlijk al …, maar dat mag niet leuk zijn. Dus dat schuldgevoel van: van ik moet meelijden. Terwijl je dat per definitie natuurlijk al doet.’

2. Stimuleer mantelzorgers hun eigen leven te behouden

‘Ik zeg: ‘Vindt u het niet prettig om juist af en toe thuis te zijn? Want nu lijkt het of u weg moet om tijd voor uzelf te krijgen’. Je zag die man helemaal van: oh, als ik het huis toch een paar uur voor mezelf had. Dat vond ik eigenlijk zo mooi dat je in kunt spelen op de behoeften die niet eens zo duidelijk worden uitgesproken, maar dat je door het gesprek aan te gaan achter dat soort dingen komt. Ik dacht: ‘oh, wat hebben wij het toch goed, wat kunnen wij toch mooie dingen bieden ook’.

3. Bespreek met mantelzorgers hun grenzen

‘Wat wil je eigenlijk?’ En ‘wat wil je vooral echt niet?’ Want je gaat sneller over die grens heen dan dat je beseft. En als je nu al nadenkt, want je schuift het graag voor je uit, want het zal allemaal wel niet zo erg worden. En het lost zich dan wel weer op. Maar als je nu alvast bedenkt wat ik echt niet wil is mijn moeder of mijn schoonmoeder naar de wc brengen en haar billen afvegen. Dat wil ik gewoon echt niet. Want dan kun je voor jezelf ook zo grenzen inbouwen van hè, verdorie, ik ben nu toch haar billen aan het afvegen. Dat wil ik helemaal niet. Dan ben je daar wel van bewust en dan kun je ook met je casemanager eventueel overleggen van hé, ik doe nu iets waarvan ik eigenlijk altijd heb gezegd dat wil ik eigenlijk helemaal niet. Kunnen we daar iets voor regelen? Want dit is echt de grens.’

4. Wees toegankelijk voor mantelzorgers

‘De investering door het contact aan te gaan en het nemen van de tijd en om vertrouwen te krijgen wat voor resultaat dat oplevert. En zowel voor de cliënt als je het hebt over welbevinden, maar ook voor de mantelzorger die daar in dat stukje ondersteuning zoekt. Maar wel van wat ik heel mooi vind door toch tijd, de rust, het vertrouwen…. Dat dat gewoon een heel mooi effect heeft.’ 

5. Draag mogelijkheden en praktische handvatten aan

‘Dan zeg ik goh, je kunt ook eens een keer iemand inschakelen; een vrijwilliger, maar ook bijvoorbeeld Saar inhuren. Dan moet je wel betalen, maar dan kun je ook eens even iets zelf niet doen, maar laten doen. Of het vervoer, of een maaltijd hier, of een dagbesteding.’

6. Ontlast naasten door thuistechnologie te gebruiken, zoals sensoren, robotkatten of video-interactiebegeleiding

‘Nee, maar die thuistechnologie is echt ondersteunend voor de mantelzorger. De mantelzorger sliep boven, de man sliep beneden. Die ging elke keer uit bed maar…. die had een katheter gekregen dus, die vrouw die zegt ja, ik moet hem horen. En die ging elke keer naar beneden, kijken of het wel goed ging. Toen is er inderdaad een sensor bij het bed geplaatst. Zodra de man het been naast bed zwiepte dan ging fors het alarm daarboven. Was zo geregeld. En die vrouw kon slapen.’

De Leidraad Kwaliteit van Leven is een hulpmiddel om de kwaliteit van leven van mensen met dementie en hun mantelzorgers te meten én te bespreken.

De Leidraad geeft inzicht in:

  • 6 domeinen van kwaliteit van leven van de persoon met dementie (DQI: dementia quality of life instrument)
  • Hoe de persoon met dementie zijn leven ervaart
  • Het beeld dat mantelzorgers van de kwaliteit van leven van hun naaste hebben
  • Ervaren gezondheid door mantelzorgers
  • Volhoudtijd van mantelzorgers

Meer weten over Leidraad Kwaliteit van Leven? Bekijk de Leidraad kwaliteit van leven of mail ons.

Mee doen? Meld je hier aan.

Met jouw basishouding en hoe je omgaat met mensen met dementie en hun naasten kun je bij dragen aan hun kwaliteit van leven. Maar ook de omgeving is van grote invloed: de relatie van de persoon met dementie met familie, hoe dementievriendelijk de maatschappij is en de woonomgeving.

Misschien kun jij indirect de woonomgeving verbeteren. Hieronder vind je een aantal mogelijkheden waarvan bewezen is dat ze bijdragen aan de kwaliteit van leven bij mensen met dementie.

  • Kleine unit
    Een kleine unit heeft een positieve invloed op informele sociale uitwisseling en deelname aan geplande activiteiten. Daarnaast functioneren bewoners in een kleinschalige woonvorm beter bij ADL.
  • Ruimtelijk vormgeving
    De vormgeving van de ruimte heeft invloed op hoe mensen met dementie zich kunnen oriënteren (pijlen en woord toilet zorgen voor beter toiletgebruik, pictogram niet), oriëntatie in de tijd (badtijd aangegeven door een pictogram met een eend, lunchtijd door helder tafellaken, bloemen en muziek), ondersteunende technologie (dag-en-nachtkalender of digitaal planbord)
  • Kwaliteit van de zintuiglijke omgeving
    Daglicht heeft een positieve invloed op kwaliteit van leven net zoals het geluidsniveau. Te stil is niet prettig, maar harde geluiden hebben ook een negatieve invloed op kwaliteit van leven.
  • Meubilair
    Het gebruik van huiselijke meubels in plaats van instellingsmeubels heeft positief invloed op iemands kwaliteit van leven. Daarnaast heeft de manier waarop mensen met dementie hun omgeving waarnemen, volgens de brein omgeving methodiek van Anneke van der Plaats, een sterke invloed op hun gedrag.
  • Eetzaal
    Meer verlichting, verminderd geluid en geschikte muziek stimuleren het eten en drinken en de sociale interactie. De omgeving buiten de instelling (outdoor space): de vormgeving heeft invloed op veilig en effectief gebruik ervan die op zijn beurt invloed heeft op uitkomsten van kwaliteit van leven.
  • Comfort
    Gepaste activiteiten om bewoners te ondersteunen, bijvoorbeeld muziek (therapie). Ook genoemd werden de tuin (en deze veilig en toegankelijk houden) en kleuren, kunst, muurschilderingen en herinneringsdozen (troost en positieve stimulatie).
  • Vertrouwdheid
    Persoonlijke spullen en de omgeving op dusdanige wijze organiseren dat deze afgestemd zijn op de persoon zelf.
  • Georganiseerde ruimte
    Spullen die medewerkers nodig hebben, zijn binnen handbereik.
  • Stimulation overload’
    Te veel lawaai (mensen die te hard praten, bv ook visite of de tv die te hard aan staat), te veel mensen bij elkaar in één ruimte en mensen die de unit op- en aflopen. Maar ook slechte luchtventilatie en te hoge omgevingstemperatuur.
  • Veiligheidsrisico's
    Bewoners lopen eerder de afdeling af op groter opgezette zorginstelling (de visite achterna gaan; beveiliging van deuren?), bewoners die alleen gelaten worden als andere bewoners in bed worden gelegd, hogere kans op vallen.
  • ‘Wayfinding challenges’
    Risico dat bewoners de weg niet meer weten naar hun kamer en dergelijke is groter bij een groter opgezette zorginstelling. Bewoners op zoek naar hun eigen kamer, komen in kamers van andere bewoners omdat de deuren niet op slot zijn en dit leidt soms tot conflicten. Of ze stuiten in hun zoektocht op allerlei gesloten deuren en dat versterkt hun gevoel gevangene te zijn.
  • ‘Rushed Care’
    Het tempo waarin verplegend personeel werkt, is (soms) te hoog voor het tempo van de persoon met dementie: haast bij het avondeten en haast bij de persoonlijke verzorging. De grootte van de instelling (afstanden die moeten worden afgelegd) en de hoeveelheid bewoners (er wachten nog meer bewoners op zorg) hebben beide invloed op de die gehaastheid.

Contactpersoon