Naar hoofdinhoud Naar footer

Organisatie, wet- en regelgeving en samenwerking in de wijk

De overheid wil bevorderen dat behandelingen in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) vaker ambulant plaatsvinden en wil meer directe toegang tot de eerstelijn. In de praktijk leidt dit tot de nodige problemen. Zo komt verwardheid in de wijk steeds meer voor. Ook maatschappelijke, culturele, en economische factoren spelen hierbij een rol. In de media is veel aandacht voor dit thema.

In dit hoofdstuk gaan we vooral in op de wet- en regelgeving die voor wijkverpleegkundigen relevant is. En je leest over hoe de ggz is georganiseerd, vooral in de eerstelijn. Onderdeel hiervan is de samenwerking met andere professionals, de mantelzorgers en natuurlijk de cliënt zelf.

In het hoofdstuk ‘Verward of onbegrepen’ zagen we in het filmpje over Emma al dat mensen vaak niet goed weten hoe ze om moeten gaan met verward gedrag. Het zijn niet alleen toevallige omstanders die dit ingewikkeld vinden, ook  zorgprofessionals hebben hier vaak veel moeite mee. Want wat kan of moet je doen? Bovendien komt onbegrepen gedrag in allerlei vormen voor, lees hierover meer in de andere hoofdstukken. 

Het zijn niet alleen toevallige omstanders die dit ingewikkeld vinden, ook  zorgprofessionals hebben hier vaak  veel moeite mee. Want wat kan of moet je doen? Bovendien komt onbegrepen gedrag in allerlei vormen voor, lees hierover meer in de andere hoofdstukken.

Relevante wetgeving

We onderscheiden twee soorten geestelijke gezondheidszorg in Nederland: generalistische basis-ggz en gespecialiseerde ggz. Om de groep verwarden in de wijk goed te kunnen ondersteunen is samenwerking nodig met vooral de generalistische basis-ggz, maar ook met de sociale wijkteams en gehandicaptenzorg. Over deze samenwerking lees je verderop in dit hoofdstuk. Eerst gaan we kort in op de verschillende wetten die van belang zijn:

  • de Zorgverzekeringswet,
  • de Wet langdurige zorg,
  • de Wet maatschappelijke ondersteuning,
  • de Participatiewet,
  • de Wet Bijzondere opname in psychiatrische ziekenhuizen en de opvolgers hiervan.

De beschrijvingen per wet zijn vooral toegespitst op de groep ‘verwarden in de wijk’.

Voor wijkverpleegkundigen is de Zorgverzekeringswet (Zvw) de belangrijkste wet. Deze wet regelt de basisverzekering voor zorgkosten die voor iedereen verplicht is. De uitvoering van de Zvw gebeurt door de zorgverzekeraars. De overheid stelt de inhoud van het basispakket vast, daarnaast bepalen de verzekeraars de inhoud en voorwaarden van aanvullende pakketten. De ambulante ggz maakt onderdeel uit van het basispakket. Mensen die psychische hulp nodig hebben kunnen hiervoor terecht bij hun huisarts. Deze schrijft medicatie voor of verwijst iemand indien nodig naar een specialist. Is opname in een ggz-instelling noodzakelijk? Dan vergoedt de Zvw de eerste 3 jaar.

Sinds 1 januari 2015 bestaat de Zvw-aanspraak ‘Wijkverpleging’. Deze vergoedt zorg van wijkverpleegkundigen, voor zover dit in deze beroepsgroep ‘gebruikelijke’ zorg is. Dit kan ook zorg zijn voor verwarde mensen in de wijk. Nu zorgt het begrip ‘gebruikelijk’ vaak voor onduidelijkheid. Zo impliceert het enerzijds consensus in de beroepsgroep, die er in de praktijk (helaas) lang niet altijd is. Anderzijds is van belang dat deze zorg onderbouwd en transparant is. Met andere woorden:

  • het moet helder zijn op basis waarvan er wordt gehandeld,
  • het moet duidelijk zijn welke zorg er precies wordt ingezet, waarom en met welk resultaat.

In de praktijk blijkt dat wijkverpleegkundigen zich vaak meer op somatische dan op psychische aspecten richten (Rosendal H, J Sattoe. Verpleegkundige diagnosen in de wijk. TVZ 2016:1, pag 34-37). Als je kijkt naar de hoge ziektelast van vooral angst- en stemmingsstoornissen is dit niet goed te verdedigen.

Sinds 2015 hebben naast zorgverzekeraars ook gemeenten de verantwoordelijkheid voor de zorg en ondersteuning van mensen thuis. Dit is vastgelegd in de Wmo, die is bedoeld voor alle mensen die zelfstandig wonen, maar die door een lichamelijke of psychische beperking ondersteuning nodig hebben. Het gaat dan niet om ‘zorg aan het lijf’ of een verpleegkundige behandeling, maar wel om ondersteuning zodat mensen thuis kunnen blijven wonen of hun dagindeling kunnen structureren. De Wmo is echter breder, zo valt ook daklozenopvang hieronder.

In tegenstelling tot de Zvw kunnen mensen geen rechten ontlenen aan de Wmo; de gemeente bepaalt wat zij wel of niet vergoedt of inzet. Voor wijkverpleegkundigen is het belangrijk dat ze de inhoud van de Wmo goed kennen en weten hoe een en ander in hun wijk of gemeente is geregeld. Vanuit de Wmo kan er behoorlijk veel worden gedaan voor verwarde mensen in de wijk.

De Wet langdurige zorg (Wlz) is bedoeld voor mensen die langdurige, intensieve zorg nodig hebben, zoals bij zware of complexe psychische klachten. Zij kunnen dan worden opgenomen in een psychiatrische of ggz-instelling. De Wlz vergoedt langdurig verblijf, dat betekent hier langer dan 3 jaar. In tegenstelling tot de Zvw, waar de wijkverpleegkundige zelf de zorg die nodig is indiceert, is voor zorg in het kader van de Wlz een indicatie nodig van het Centrum Indicatiestelling Zorg. Het belangrijkste criterium is hier dat iemand 24 uur per dag zorg of toezicht nodig heeft.

De brochure ‘De wetten zorg en ondersteuning sinds 2015 – eenvoudig verteld’ beschrijft onder andere de Zorgverzekeringswet, de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Wet langdurige zorg.

Vanaf 1 januari 2015 is de Participatiewet van kracht. Deze wet heeft als doel om mensen aan werk te helpen die moeilijk een baan kunnen vinden door een lichamelijke, psychische of verstandelijke beperking. De gemeente is verantwoordelijk voor deze begeleiding naar werk. En als het nodig is moet de gemeente zorgen voor een beschutte werkomgeving. De wijkverpleegkundige kan dus naast de ondersteuning vanuit de Wmo ook om deze reden terecht bij de gemeente.

Op de website van RIBW Brabant zie je een figuur dat goed laat zien hoe breed het terrein is waarop de gemeente actief zou moeten zijn.

De Wet BOPZ (1994) regelt gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis, wat daarvoor de voorwaarden zijn, en hoe een zorgverlener daarbij moet handelen. Vanwege de vele kritiek op deze wet (deze zou bijvoorbeeld te ‘opnamegericht’ zijn) gaan 3 wetten de BOPZ vervangen:

  • de Wet verplichte ggz (Wvggz), deze regelt gedwongen behandeling en opname van mensen met psychiatrische problemen;
  • de Wet zorg en dwang (Wzd), met regelingen over gedwongen zorg bij dementerenden en zwakbegaafden;
  • de Wet forensische zorg, deze valt onder het wetboek van Strafrecht en is een vervanger van de tbs.

De eerste 2 wetten gaan in op 1 januari 2020. Deze zullen voor wijkverpleegkundigen het meest van belang zijn. De derde treedt al een jaar eerder in werking, op 1 januari 2019.

Met name de Wvggz zal voor verwarden in de wijk een belangrijke wet worden. Deze wet biedt een basis voor noodzakelijke, gedwongen zorg voor mensen met een psychische stoornis waarbij een risico is op ernstige schade voor zichzelf of anderen. In tegenstelling tot wat de Bopz regelt kan deze zorg ook thuis plaatsvinden. Zorg vanuit de Wvggz kun je zien als het laatste wat mogelijk is als al het andere tekortschiet. Voor deze zorg is wel een machtiging noodzakelijk van:

  • een geneesheer-directeur van de zorgaanbieder waar iemand al in zorg is,
  • een geneesheer-directeur die door het college van B&W is aangesteld als iemand nog niet in zorg is.

Meer lezen over de Wet zorg en dwang? Download een van de volgende brochures.


Voor de (eerstelijns) ggz is naast wet- en regelgeving vooral van belang hoe deze is georganiseerd. Deze paragraaf gaat over de verschillende aanbieders en actoren in dit domein, mogelijke samenwerkingspartners dus.

Mensen met lichte klachten gaan vaak eerst naar de huisarts. Deze behandelt de klachten samen met de Praktijkondersteuner Huisarts (POH-ggz). Indien nodig verwijzen deze door naar een tweedelijns zorgverlener in de generalistische basis-ggz. Het gaat dan meestal om de behandeling van lichte tot matige psychische stoornissen, denk hierbij aan gesprekken of behandeling via internet bij een psycholoog of psychotherapeut.

Mensen met zwaardere, of meer complexe psychische klachten, zoals (ernstige) psychiatrische stoornissen, krijgen meestal een behandeling in de gespecialiseerde ggz. Deze tweedelijnszorg door specialisten is alleen toegankelijk na verwijzing uit de eerstelijn.

Daarnaast zijn in de meeste gemeenten (sociale) wijkteams actief. Movisie voerde in 2017 een onderzoek uit naar de inhoud en omvang van deze teams en maakte een infographic met de uitkomsten.

Soms heb je als zorgprofessional te maken met een situatie waarin acuut zorg geregeld moet worden. Dan is niet alleen belangrijk dat je je netwerk met de eerder beschreven partners op orde hebt, maar ook dat je snel kunt handelen. Hiervoor zijn ggz-standaarden opgesteld. Deze gaan over de rollen van ggz-instellingen, die van de politie en die van de huisarts.

Als je als wijkverpleegkundige te maken krijgt met een acute situatie dan is het van belang om onderscheid te maken tussen cliënten die al bekend zijn bij een ggz-instelling, en mensen die dat niet zijn. In het eerste geval is het raadzaam om contact op te nemen met de betreffende instelling. In het tweede geval kun je contact leggen met een huisarts om te overleggen en eventueel direct met 112. Bekijk de stappen die een persoon in crisis met (vermoeden van) acute psychische stoornis kan doorlopen in deze figuur.

Als zorgprofessional heb je een signaleringsrol. Herkennen en samenwerken zijn hierin belangrijk. Mensen die verward zijn, kunnen een niet-zichtbare beperking hebben. Deze mensen worden nog weinig herkend in de wijk. Wat zijn niet-zichtbare beperkingen? Hoe houd je hier rekening mee in de communicatie? Leer het in deze e-learning.

Een signaleringsplan heeft als doel het voorkomen van een psychische crisis. Een signaleringsplan bestaat uit 2 delen:

  1. een beschrijving van de vroege voortekenen van een crisis in afzonderlijke fasen;
  2. een beschrijving van wat de cliënt, het sociale netwerk en de professionals het beste kunnen doen bij zo’n dreigende crisis, in de afzonderlijke fasen voorafgaand aan een crisis.

Het opstellen van een signaleringsplan kent meerdere fasen:

  • de voorbereidende fase;
  • de inventarisatiefase;
  • het opstellen en monitoren van een signaleringsplan.

Bekijk het Handboek Signaleringsplannen. Dit is ontwikkeld door enkele behandelcentra die zorg bieden aan cliënten die Sterke Gedragsstoornissen hebben en Licht Verstandelijk Gehandicapt (SGLVG) zijn.

Na het lezen over de wetten zal het je duidelijk zijn dat de extramurale ggz niet op zichzelf staat, maar dat deze samenhangt met andere domeinen, zoals de zorg, veiligheid en welzijn. Werken met verwarde personen in de wijk doe je als zorgprofessional bijna nooit alleen. Je werkt samen met andere disciplines. Naast ggz-organisaties kun je ook te maken krijgen met professionals uit de veiligheidshoek, zoals wijkagenten. En denk ook aan professionals uit de wijkteams en gehandicaptenzorg.

Deze samenwerking is van belang zowel bij de aanvang (signalering en diagnostiek) als bij de ondersteuning en behandeling. De oorzaak van verward gedrag is tenslotte niet altijd hetzelfde. Dat varieert van aanleg, aandoeningen tot sociale en fysieke omstandigheden, vaak in combinatie. Jouw kennis van deze factoren is belangrijk, aan de ene kant om te begrijpen wat er aan de hand is, aan de andere kant om de beïnvloedbare factoren te herkennen.

Netwerken

Verward gedrag in de wijk pak je dus in de meeste gevallen multidisciplinair aan. Zorg er als wijkverpleegkundige voor dat je bekend bent bij en met andere professionals die hierbij een rol kunnen spelen. Zoiets ontstaat niet zomaar, daarvoor moet je investeren in je netwerk. Dat kost tijd. Er kunnen verschillen in visie zijn en in belangen tussen de disciplines en organisaties. Het is belangrijk dat helder te hebben en hier open over te zijn. Daarnaast kost ook de praktische afstemming – wie doet wat? – de nodige tijd.

Wie zijn de meest voor de hand liggende professionals voor deze samenwerking? Dat zijn je directe collega’s in de thuiszorg, zoals van de wijkverpleging en de begeleidende ondersteuning. Buiten je organisatie is dit de huisarts, en dan met name de POH-ggz. Een sociaal wijkteam kan een belangrijke samenwerkingspartner zijn. Daarin is vaak veel expertise op sociaal-psychiatrisch-maatschappelijk gebied. De samenstelling ervan is, afgestemd op de behoefte in de wijk en die varieert per gemeente en per wijk.

Verder hebben veel ggz-aanbieders een extramuraal aanbod, zoals bijvoorbeeld een outreachend team. Indien dat er is, bouw hier dan goede contacten mee op. Daarnaast zijn er soms ervaringsdeskundigen, die je op verschillende manieren kunnen helpen: bij het beter begrijpen van problematiek, of het helpen nadenken over oplossingen. In dit filmpje komt een ervaringsdeskundige aan het woord.

In deze publicatie van Movisie zie je een overzicht van relevante zorgprofessionals en mogelijke andere partijen in de ggz. Partijen waar je misschien niet zo 1-2-3 aan denkt, maar die wel heel belangrijk kunnen zijn bij de zorg of ondersteuning van je cliënt.

Hiervoor heb je gelezen dat er veel partijen zijn waar je mee kunt samenwerken rondom verwarden in de wijk. Ook partijen waar je in eerste instantie wellicht niet aan had gedacht. Je weet nu wat het belang is van een netwerk. Een volgende stap is om deze samenwerkingen meer structureel uit te bouwen en toe te snijden op de behoeften van de wijkbewoners. Een mooi voorbeeld hiervan is de aanpak in Amsterdam-Zuid.

Het realiseren van integrale zorg is niet zo eenvoudig. Naast kennis over en van alle mogelijke samenwerkingspartners is het belangrijk een gezamenlijk doel te formuleren. Je wilt tenslotte samenwerken om samen iets te bereiken. In de handreiking Beter Samen van het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ) vind je een universeel stappenplan – dus niet alleen voor jeugdzorg –met checklist voor het opzetten van samenwerkingsverbanden. Dat model bestaat uit 4 fasen.

Samenwerken is een cruciaal aspect van integrale zorg, waarbij je vanuit een breed perspectief samenwerkt met alle van belang zijnde partijen rondom de zorg of ondersteuning van een cliënt(situatie). Over integraal werken is een uitgebreide en handige publicatie verschenen bij Integraal Werken in de Wijk (IWW). Hierin vind je tal van links en praktische tips over mogelijke samenwerkingspartners.

5 tips

Een ander rapport van IWW gaat over ‘Wat werkt bij integraal werken in de wijk’. Deze publicatie benadrukt het belang van een regisserende professional. Daarin lees je de volgende 5 tips:

  1. Zorg voor een goede match tussen professional en cliënt.
  2. Wees je bewust van het belang van een goede samenwerkingsrelatie met de cliënt.
  3. Vergeet niet dat het opbouwen van een relatie tijd kost.
  4. Wees je bewust dat je continu moet schakelen tussen leef- en systeemwereld: tussen cliënt, direct betrokkenen, organisaties en andere professionals.
  5. Organiseer je eigen ondersteuning. Zorg dat er collega’s zijn waar je mee kunt overleggen.

Leestip: Gewoon bijzonder verward gedrag

Hoe kunnen we er met elkaar voor zorgen dat mensen met een licht verstandelijke beperking betere hulp ontvangen? Deze doelgroep komt vaker in aanraking met het veiligheidsdomein én een groot deel van deze groep krijgt te maken met verward gedrag. In mei 2018 startten er 12 projecten met als doel het ontwikkelen van een integrale aanpak. De bedoeling is dat zij een bijdrage leveren aan het verbeteren van de verbinding tussen het veiligheids-, zorg- en sociaal domein. Lees meer over deze 12 projecten.

Vanuit een ander perspectief dan zorg- en hulpverleners krijgen medewerkers van corporaties ook regelmatig te maken met mensen met verward gedrag. De vereniging van woningbouwcorporaties Aedes heeft in samenwerking met het Verwey – Jonker Instituut een toolkit ontwikkeld voor corporatiemedewerkers en leidinggevenden.

De informatie in de toolkit helpt bij het herkennen van en reageren op verward gedrag, het inschakelen van hulpverlening, het aanpakken van eventuele overlast en het handelen tijdens en na crisissituaties. Het biedt praktische hulp in het dagelijks werk in de wijk als sociale verhuurder in samenwerking met zorg- en welzijnsprofessionals.

De toolkit geeft antwoord op vragen als:

  • Wat zijn mogelijke oorzaken van verward gedrag?
  • Hoe reageer je als een huurder een psychose heeft?
  • Wat zijn de uitgangspunten van de nieuwe privacywetgeving?
  • Hoe lever je als leidinggevende nazorg aan medewerkers na een incident?

Download: Toolkit Omgaan met personen met verward gedrag
Download: Factsheet Aedes

Bekijk de video

Bekijk dit korte filmpje over Ans [2:28]. Na een roerige jeugd in kindertehuizen en mishandeling door haar man, wordt Ans verwardheid aanvankelijk gezien als een psychisch probleem. Pas veel later ontdekt men dat ze een beperking heeft.

YouTube video thumbnail